Na de Tweede Wereldoorlog werden in België 242 ter dood veroordeelde collaborateurs en oorlogsmisdadigers gefusilleerd. Onder hen ook de bekende Irma Laplasse en voormalig kampcommandant van Breendonk Philipp Schmitt, die op 9 augustus 1950 als laatste de kogel kreeg. De executies staan in het collectieve geheugen van de repressie gegrift. De maatschappelijke en symbolische weerslag was groot. En toch, of net daarom, zijn er veel misvattingen over deze terechtstellingen.
Dit boek opent voor het eerst het volledige archief van het militair gerecht, de centrale speler in het verhaal. Vier oorlogs- en rechtshistorici presenteren individuele cases en leggen de rol van diverse schakels in de besluitvorming bloot. Wie kreeg de doodstraf en voor welke feiten? Vochten de verschillende beleidsmakers om de macht? Hoe verliepen de genadeverlening en de strafuitvoering? Welke rol vervulden de executies in de afhandeling van de oorlog en de bezetting?
‘Klopt het dat de Vlaamse idealist verhoudingsgewijs harder bestraft is dan de Franstalige collaborateur? En zijn er inderdaad mensen voor relatief lichte misdrijven tot de doodstraf veroordeeld? Dankzij het groepsportret van de gefusilleerden kunnen we nu een onderscheid maken tussen werkelijkheid en mythe.’